'58 En wat hun Orpheus 'werd? Die wist het vrede en tucht te leeren Door d'eeredienst der Goon. Ook 't voorgeslacht der Batavieren Was eenmaal woest en wild', En wist alleen van rond te zwieren Met oorlogslans en schild. Maar vraagt gij, wat hij hen die zeden Dat nimmer vreedzaam hart Tot zachtren indruk wist te kneden, Ik kan het staven met bewijzen Mijn vrienden, schoon gij lacht Te zaam te drinken en te spijzen Dat heeft hun aard verzacht. Hebt g'ooit van Adel liooren spreken? Dat was een oude Fries Die velen schuldloos zag doorsteken Met degenkling en spies; In bloed de twisten zag beslechten, Die 't nietigst voorval bood Den vriend vaak met den vriend zag vechten Op leven en op dood. Eens riep Prins Adel al zijn Grooten Te zaam ten gastmaal op; Daar werd toen menig teug genoten Uit beker, kroes en kop. Het scheen dat alle driften zwegen, Eu wc «de en wrok verdween:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1830 | | pagina 190