En was 't der vad'ren wijs,
i6o
De vreugdebij dat maal genoten
Herhalen keer op keer
En éénheid kwam in alle zaken
En beter geest verwon;
Tot hooger invloed kwam volmaken
Wat disch en dronk begon.
Maar altijd is 't in zwang gebleven,
Den disch een hooger doel te geven,
Dan slechts tot drank en spijs.
Mogt gij dien beker nooit aanschouwen,
Volgeestig uitgedacht
Die bij 't Wilhelmus van Nassouwen
Ten feestdisch werd gebragt?
Een klepel deed een klokje klinken;
Dit schonk men boorde vol,
En luidde dan, na 't ledig drinken,
Het glazen bekerhol;
En zong dan juichend met elkandren:
Duk d'Als heeft hier 't verbruid
Wij luiden, vrije Nederlandren
Filips en Spanjen uit.
En wij doen w'al geen klokjes klinken,
Naar vaderlandschen zin,
Ons zaam te spijzen en te drinken
Heeft ook wat hoogers in.
't Is waardat wij ons niet doorsteken
Met degenkling en spies