166
Stortte ik mij in den afgrond
Der diepste zeeën neder,
Nu wierp een liolle branding
Mij weder op den oever
En 't vlammend zwaard des aan zijns
Doorboorde mij op nieuw."
Ik stortte mij in Etna's
Verschrikkelijken krater;
Daar builde ik met de reuzen
Tien maandenlang, mijne angstkreet,
En geesselde met zuchten
Den zwavelkraterHa
Tien ja tien maanden lang
Doch Etna braakteen wierp mij
In eenen stroom van lava
Weer uit; ik kroop in asschen
En Godik leefde nog."
Een bosch verbrandde en razend
Liep ik in 't bosch toen 't brandde.
Van 't brandend loof der boomen
Droop vuur en vonken op mij
Verzengde mijn gebeente
En ik was niet verteerd."
Jk Begaf mij op het krijgsveld
Der menschheidin het heetste