C 1% Dit ligchaam, met zijn doodk eur Zijn ziekten en zijn grafreuk, Gedurende eind'looze eeuwen Nog rond te moeten dragen! De eentonigheid dat monster Dat geeuwend lustloos monster, Altijd te moeten aanzien Den tijd te moeten aanzien Die, altijd geil en hong'rig, Steeds kind'ren teelt en inzwelgt En dan niet sterven kunnen Verschrikkelijke wreker! Hebt gij dan in uw tuighuis Niet nog een zwaarder kwelling Zoo laat die nederdond'ren Op mijzoo laat een draaiwind Mij van de rots afwerpen Opdat ik aan zijn voeten Mij uitstrekk' zuchte en sterve." En nu zonk Ahasveros Ter neer een nacht bedekte Zijne uitgefonkelde oogen; Een engel droeg hem weder De rotskloof in en zeide Daarslaap nu Ahasveros Gods gramschap duurt niet eenwig, Slaap cenen zachten slaap» 17'

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1830 | | pagina 201