14
op de grondslagen van het voor dezelve vastgestelde
Reglementtot stand te brengen en wien de gebeur
tenissen van 1850 van het genoegen beroofd hebben
om de vruchten van zijne ijverige pogingen tot rijpheid
te zien komen. Zijne Excellentie de Luitenant-Gene
raal Gouverneur K. A. Gunkel in den drang der om
standigheden zich het Opperbevel der in staat van
oorlog verklaarde vesting Breda bij voorraad hebbende
laten welgevallenverzocht weldra van dat opperbevel
verschoond te worden en daar de schorsing van alle
Akademische werkzaamheden de taak aan den Gou
verneur opgelegd deed vervallen zoo werd Zijne
Excellentie, bij besluit van 31 October 1850, uit die aan
zienlijke waardigheid ontslagen. Het opperbeheer der
Akademie ging daardoor aan den Kommandant, den Heer
Majoor (sedert 1852, Luitenant-Kolonel) Stebitberghe
over die hetzelve gevoerd heeft tot aan de wederopening
der werkzaamheden in den jare 1856. De Adjudant
van den Gouverneur de Eerste Luitenant J. E. Fraht-
zen bleef aan den Kommandant toegevoegd tot aan
zijne bevordering tot Tweeden Kapitein der Artillerie
(10 Oct. 1831)terwijl de Adjudant van den Komman
dant de Eerste Luitenant G. J. Stieltjes later ins
gelijks tot Tweeden Kapitein der Artillerie zijnde be
vorderd (21 Febr. 1855)en daarbij ontslag hebbende
bekomen uit eerstgemelde betrekking is opgevolgd door
den Eersten Luitenant Steuerwald die later tot den
Staf der Artillerie bij het leger te velde is overgeplaatst.
De geldelijke administratie der Akademie, is, nadat
de Eerste Luitenant-Kwartiermeester G. Falck bij