70 de beperking hunner vrijheid het besef van het voorregt dat zij genoten eenigzins onderdrukten 5 maar dat zij later slles beter zouden waarderen waarbij dan het gevoel van erkentelijkheid zich zou voegen; een gevoel dat de groot ste veldheeren zich niet geschaamd hadden te uiten. Op Alexander zou hij hen niet wijzen die verklaard had dat hij aan zij nen leermeester Aristoteles grootere verplig- ting haddan aan zijnen vader Philipftjs die hem een koningrijk had nagelaten. Een ander voorbeeld zou hij hen echter herinneren'Wanneer zij eenmaal de ves tingwerken van Bergen-op-Zoom bezigtigden en bij de po- terne kwamen die de groote Coehoorn ter eere van zij nen leermeester Fullenius heeft genoemd dan zoude er welligt deze of gene onder hen zijn die erkentelijkheid ge voelde voor de inrigting aan welke hij al zijne militaire we tenschap zal verschuldigd zijndan zouden zij daarbij eene vergelijking kunnen maken van de bekrompene mid delen welke Coehookn ten dienste stonden die slechts eenen leermeester in de wiskunde had met de groote verscheidenheid van onderwijs, 'twelk hen mogt te beurt vallenen de harmonische overeenstemmingwaartoe dat onderwijs gehragt wordt ter voorbereiding voor hunne be stemming. De hoogleeraar zeide al verder dat hij wat hem betrof, zich erkentelijk gevoelde jegens de Akade- tnie omdat zij hem aanleiding had gegeven tot historisch navorschen op een bijzonder terrein, en tot het vlechten van eenen kleinen lauwerkrans voor de Nederlandsche land- niagt. Daarom oordeelde hij dat de verpligting op hem bleef rusten, om voor de eer der Akademie en hare groot- sche bedoeling voort te werken ware het niet met den mond- dan met de pen. De hoogleeraar ging alsnu over, om de aandacht der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1840 | | pagina 100