5*Wf<tttb-sc§<! DE Wanneer in toorlogsveld de krijgsbanieren wapperen, En schitteren in 51gewoel door rook en damp omhuld, Verheft zich Neêrlands Vlag, te midden onzer dapperen, Die zij tot in den dood met heldenmoed vervult. Dan steekt Oud Neêrlands leeuw met forsch gespierde klaauw, Het heilig Vaandel op: 'tis rood, en wit en blaauw. Ze is roodgelijk de gloed, die aan den vnurmond schittert, Die wond en dood verspreidt, in 'svijands legermagl, En aan den vreemdling toont, dat wie den leeuw verbittert, Verpletterd wordt door hem, die 'svijands trots veracht; Zoo toont ons 'trood der Vaan, met schitterenden gloed, Een eeuwig zinnebeeldvan Neder lajidschen moed. Wanneer we op 't vrolijk feest, der Vorsten jaardag vieren, 51Ontrolde Vaandel waait van eiken torentrans, Dan welt een reine vreugde in 'thart der Batavieren, En weer blinkt Neêrlands Vlag met schitterenden glans Dan looft elks mond den Heer, dan klopt geen harte flaauw Maar juicht bij onze vaan, bij rood en wit en blaauw. Ze is wit (nooit werd een smet op Neêrlands vlag gevonden) Gelijk het reine kleed, waarin de deugd zich hult, Zoo blijft hier Vorst en volk door Neêrlands deugd verbonden, Die steeds den vreemdeling met eerbied heeft vervuld. Zoo toont ons 'twit der vaan, op 't feest, dat ons verheugt, Een heilig zinnebeeld van Nederlandsche deugd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1840 | | pagina 119