101
Zoo ziet Van Speyk zich overmannen
Hij worstelt, weert ziclistormt met moed
Door al zijn krachten in te spannen,
En niets verdooft zijn heldengloed
Maar eindlijk moet zijn volk toch zwichten,
Hij kan hun lijden niet verligten,
Zij vallen dood of stervend neer
En eensklaps heeft van Speyk besloten
Het monsterdier ter neer te stooten
Zoo sterft de held en redt zijn eer.
Te midden van 'tbarbaarsch gewemel
Van 't moordersrot, dat hij veracht,
Slaat hij zijne oogen naar den hemel
En bidt om sterkte, moed en kracht»
Eensklaps verdwijnt hij blijft beneden,
Ter buskruïdkamer ingetreden,
Denkt aan zijn volk, betreurt hun lot;
Hij weifelt nog, en staat verslagen,
Maar 'toog op Neêrlands vlag geslagen,
Beveelt hij zijne ziel aan God#
Hij kan het denkbeeld niet verdragen
Dat nu zijn volk voor muiters vlugt;
Het kruid ontbrandt met donderslagen,
En 't krakend schip barst in de luclitl
Zoo stierf van Speyk, met roem beladen
Verdiende zoo de lauwerbladen,
Verdiende zoo zijn lijk gesteent
En eeuwig zal zijn roem zich staven
Als t dankbaar nakroost der Bataven
Erkenllijk op zijn lijkbus weent.
L, Mulder»