107
Gij hebt uit medelijden
Tot hier mij heen gevoerd.
Zoo sprak het jonge meisje,
Een ieder was ontroerd.
Na weinige uren rustens.
Was zij nu weer vol moed
En men voorzag haar vriendlijk
Van eenig geld en goed.
En eer de zon in 'tOosten,
Haar stralen had verspreid,
Ging zij naar Cherbourg henen,
Met hoop en dankbaarheid.
Zij kwam bij Gustaaf weder,
Toen werd haar bittre smart
In blijde vreugd herschapen.
Tot blijdschap van haar hart.
Haar vader keerde weder,
Met schatten in zijn land;
Gustaaf en Victor ine
Vereend door d' echten band,
Herdachten aan >t verleden,
Met groote dankbaarheid
Aan hare brave redders,
En hun mensclilievendheid.