48
dergelijke benoeming te ontvangenweshalve men gerus-
telijk durft vaststellen dat Koen als een braaf, arbeidzaam
en ervaren jongeling moet bekend geweest zijn. Dit ge
voelen wordt vooral daardoor versterkt, dat hij bij zijne
terugkomst in 1612 door gezegde Kamer tot Opperkoopman
en Bevelhebber over de schepen de Provinciën en de Hoop
werd aangesteld.
Dat hij reeds vroeg veel beleid en menschenkennis be
zeten heeftkan daaruit afgeleid worden dat Vaeentijn
van hem zegt 2 Hij wist zich bij de Hoofden van Indië
s door zijne naarstigheid en zijn beleid in zaken van koop-
handelzoo aangenaam en noodzakelijk te maken dat
>men in den jare 1603 goed vond, hem aan te stellen
3 tot Raad en Directeur-Generaalof Algemeen Bestuurder
j> van den Nederlandsehen handel in Cost-Indiëwaarbij
1 gevoegd werd de betrekking van President van Bantam
alwaar wij sedert eenige jaren een kantoor en verblijf-
3 plaats hadden."
Nu was Koen op het standpuntvan waar hij den
handel der Maatschappij in Indië kon overzien vooral
daar aan alle kantoren gelast werd op bepaalde tijden
rekening en verantwoording te doenwaaruit hij jaarlijks
de balans moest opmaken. Hij verwierf dan ook weldra
door zijnen ijver een zoo helder inzigt en oordeel over
den handeldat hij zoo wel in Indië als in het moeder
land als gids in zaken van algemeen en bijzonder be
lang voor zoo ver den koophandel betrof, beschouwd en
geraadpleegd werdop een tijdstip dat hij naauwehjks
zes-en-twintig jaren bereikt had.