Bii Cobleiitz rijst een heuveltop met gras
Bekleed, en op zijn kruin ligt een begraven.
Een piramide dékt eens dappren asch
Klein is 'tgesteent, maar groot des helden gaven
Een vijand was't! Doch vraag niet wat hij was:
Eere aan Marceav! Bij 'tjeugdig lijk des braven
Stort 's ruwen krijgsmansoog een trauenplas,
Zijn lot beklagend en hem toch benijdend
Omdat hij sneuvelde voor Frmikryks vanen strijdend.
Kort, dapper, roemvol was zijn levensbaan,
Twee legerscharenrouwden 0111 zijn sterven
Vijand en Vriend! Blijf wandelaar luer staan,
En bid opdat hij ruste moog verwerven!
Hij streed met leeuwenmoed voor vrijheids vaan,
Als één van hen, die zij zoo vaak moest derven.
Die wat haar lastbrief eischte, had gedaan;
Maar meerder niet. Geen misdaad had doen tanen
De blankheid van zijn ziel, en daarom vergt hij tranen.Cl).
In Mei 1817 werd dit gedenkteeken omvergehaald
dewijl het den bouw der nieuwe vestingwerken in den
Weg stond. Doch talrijke stemmen verhieven zich open
lijk tegen deze schennis van de nagedachtenis des mans
die in Collentz zoo zeer in zegening was. Op bevel des
konings van Pruissen werd een facsimile des gedenktco
kens vervaardigd en aan den Peterslerg opgerigt.
Op een togtje dezen zomer langs den Rhijn onderno
men legde ook ik eene bedevaart af naar het graf van
Marceau. Lomp en ruw is zijn gedenkteeken de urne
is bijna onkenbaar de opschriften niet zonder moeite te
lezen. Zij zijn de volgende
I. Ici repose Marceau né k Chartres département d'Eure
et Loirsoldat S. XVI ans général XXII ans. Il mou-
rut en combattant pour sa patrie le dernier jour de l'an IV
de la république Erancaise.
Qui que tu sois ami ou ennemide ce jeune héros
respecte les cendres.
(1) Byron Childe Harold. Canto III. Str. 60,61.