hunne verpligtingen 'jegens opvoeders uit hel oog te verliezen
en ik zou hem hierin ongaarne sterken.
De onderwijzer, aan wien gij uwen zoon toevertrouwde!
heeft u herhaaldelijk verzekerd, dat de jongen het best maakte
dat hij volstrekt niet over hem te klagen haddat zoo wel
zijn aanleg als zijn vlijt onberispelijk waren, niet waar?
Met liet oog op den onzindien Jan op het examen uil-
gekraamd heeft, moet ik u dan verzekeren, dat de man u
misleid heeften deed hij dit niet opzettelijkdan is hij niet
op de hoogte van zijn schoonc en eervolle taak. Helaashet
is niet andersliet middelbaar onderwijs in Nederland heeft
over liet algemeen nog niet die hoogte bereiktwaarop het
wezen moestom aan de eisclien van onzen vooruilslrevenden
tijd te beantwoorden. Sommige scholen worden reeds beter en
de heilzaam werkende invloed van de Militaire Akademie laat
zich daarbij merkbaar voelen maar we mogen nog geenszins
vele scholen goed noemen.
«Ik weet al, waar gij heen wilt," zoo hoor ik u dunkt
mij uitroepen; «ge wilt mijn jongen naar een van die insti
tuten gezonden hebbenwaar men de jongens op het examen
afrigtnaar een dier 'scholendie het privilegie schijnen te
hebben, hij uitsluiting der andere hare kwcckelingen aan het
examen te zien voldoen!"
Indien dit uwe meening over die inrigtingen is, dan hebt
ge u door het onverstandig en niet steeds onbaatzuchtig geroep
van slecht ingelichten doen misleidendan zijt ge met den
geest van liet examen weinig bekendanders zou het u duidelijk
en klaar zijn, dat men de jonge lieden op dat examen niet
kan afrigten, ten minste in zoo ver men door afriglcn ver
staat, het van buiten lecren der antwoorden op vooraf bekende
vragen. Men beijvert zich in tegendeel om niet jaarlijks
dezelfde vragen te doenhetgeen trouwens bij den rijkdom der
onderwerpen niet moeijelijk is; de examinator onderzoekt
natuurlijk in de eerste plaats of de aspirant datgene kent
wat volgens het voorschrift van hem gevorderd wordtmaar
hij gaat verder, en onderzoekt vooral ook of het geleerde aan