o4>
hun goed genummerd is; ieder hunner herkent zich-zelven
nu ten minste aan zijn nummer.
Hoe nuchteren hij er ook uitziet, het verheugt hem toch
zeer dat hij nog den ganschen dag met Papa door de stad
kan jannen, dat hij zich eens in zijn nieuwe plunje vertoonen
mag, en hij verbeeldt zich al eens heel martiaal uitgedost te
zijn. Nu begint de togt naar alle vrienden en kennissen, zelfs
naar de vrienden van kennissen; lal van aanbevelingsbrieven
worden, vaak tot groote spijt der betrokkenen, rondgebragt.
De gelukkigendie met zulk een bezoek bevoorregt worden
vinden het dikwijls eene bezoekingwijl zij bestemd zijn den
Kadet, wanneer hij voortaan uitgaat, te hunnen huize te
ontvangen, en dat is, tenminste in zijn eerste studie-jaar, eene
niet aangename taak. Immers hoe veel praats hij onder zijne
kameraden hcbhe; wanneer hij eene visite maakt bij menschen,
die hem vroeger onbekend waren is hij niet stomheid gesla
gen hij zit dan roerloos op zijn stoel en alle pogingen om
hem aan 't praten te krijgen, zijn vruchteloos.
Wilt ge een staaltje, lezer? Het is eene gestereotypeerde con
versatie.
Zoo, Jonker, daar doet ge wel aan, dat ge ons eens op
komt zoeken hoe gaat het? Goed, Mijnheer. Wel, hoe
bevalt je het Kadettenleven Goed Mijnheer. Wat weinig
vrijheid, hé? Ja, Mijnheer. En begint ge al zoo wat t'huis
te komen? Ja Mijnheer. Hebt gij al kennissen onder uwe
kameraden? Ja, Mijnheer.
Lange pauze. De gastvrouw maakt hiervan gebruik om hare
verpligting te vervullen, en vraagt hem: Een kop koffijJon
ker? As 'tu blieft, Mevrouw. Suiker en melk? As 'tu
blieft, Mevrouw. Ook een broodje? Dank u, Mevrouw.
Kom, op uwe jaren beeft men altijd honger, neem een
broodje? Ileuschdank u, Mevrouw. Kom, ik zal er-
maar een maken.
De Jonker glimlacht en onderwerpt zich. Lange pauze,
waarin de Jonker met succes zijn broodje opeet en bewijst
dat hij er toch zoo heel afkeerig niet van was. Eindelijk be-