62 laauwheid en onverschilligheid toelaateen groot kwaad. Ook hier geldt hetzelfde, wat wij straks omtrent de orde zeiden: krijgstuchtstiptheidnaauwgezetheid in de uitoefening klem en nadruk in 'tbevelen, moeten zoo wel in de kleinste dienst- verrigtingen als in de grootste aangekweekt en tot eene tweede natuur gemaakt worden of het leger wordt een landstorm- troep zonder zielzonder krachtzonder éénheid. O laat ons aan de krijgstuchtdie eerste voorwaarde onzer bruik baarheid die onverbrekelijke band onzer krachtdat ijzeren hulsel der krijgsmans-ecr des te vaster houdenhoe meer daaraan door 't lange voortduren van rust en vrede gerin geld wordt. De soldaten-stand kan zelfs in vredestijd zon der eene strenge, onverbiddelijke krijgstucht niet beslaan, en op het slagveld slaat de beter gedisciplineerde troep zijne tegenpartij onder alle omstandigheden. Geluk en toeval be slissen slechts in enkele gevallen de eind-uitkomst zal immer dat leger begunstigen waarin krijgstucht de overhand heeft. Geloof mijde grootste vijanden van een leger zijn doorgaans niet de vijandelijke kogels en bajonetten; wél die leden van hel leger zelf, die niet doordrongen zijn van de nood zakelijkheid eencr strenge krijgstucht, die uitluiheid, flaauw- hcidonverschilligheid of onwil verzuimenhaar onder alle omstandigheden met ijzeren vuist te handhavenwél die pruttelaars van professiedie op alles iets aan te merken heb ben en zich niet ontzienzelfs in tegenwoordigheid van den soldaat hunne liefhebberij bol te vieren; wél die lialf- soldaten en pedanten, die zich wijsgeerig boven de krijgstucht verheven wanendaarin slechts een poppenspel ziendat in onze verlichte eeuw niet t'huis hoort, en zich te geleerd of te gewigtig achten om aan de kleine dienstdétails hun oor deel, hunne geestkracht, hunnen ijver te verspillen. Op het slagveld oogst de Officier hetgeen hij in vredestijd gezaaid heeft; en oogst hij niet als de landbouwer voor zicli-zelven, het bewustzijndat hij het voor zijn Vaderland doetis des te streelender. Hoe beter en stipter hij te voren gediend heeft, hoe onverbiddelijker hij de krijgstucht handhaafdehoe

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1851 | | pagina 162