25 Ie veel vakken achterlijk is, wordt zijn vlijt soms beloond, met hem het te kort schietende te schenken. Ten gevolge van dit onderzoek wordt aan het eind van ieder studie-jaar he slist., welke Kadets in eene hoogere klasse kunnen overgaan; soms wordt aan diegenen, welke slechts in enkele vakken achterlijk bleven, gelegenheid gegeven, zich den verloftijd in die vakken ten nutte te makenhunne ouders of voogden worden dan hieromtrent aangeschreven en na het verlof wor den die Kadets nog eens nader daarin geëxamineerd, ten einde daarnaar de eindbeslissing van den Raad van toezigt te re gelen. Het langer dan twee jaren overblijven van een Kadet m eene zelfde klasse veroorzaakt door gebrek aan vlijt of geestvermogens, geeft aanleiding tot zijne verwijdering van de Akademie. (1) Het vierde studie-jaar wordt op dezelfde wijs als de anderen schriftelijk door den Raad van toezigt geëxamineerd nu heeft dit onderzoek bepaaldelijk ten doel, na te gaan of de Kadets tot het examen bij de Speciale Commissie van Inspectie kun nen worden toegelaten; ten overslaan van deze Commissie wordt dan een nader mondeling examen (2) van dit studie jaar afgenomen, alsmede de praktische bruikbaarheid dei- aanstaande Officieren onderzocht, en hiernaar regelt zich hunne gewenschte aanstelling in het leger. PRAKTISCH ONDERWIJS. De eerste zes weken na hunne aankomst op de Akademie worden alle nieuwe Kadets en Adelborsten 5 uren daags in den wapenhandel geoefend, en wel, die der Landmagt in de Infanterie-exercitie (soldatenschool)die der Zeemagt in de exercitie der Mariniers. Bij dit onderwijs treden de gede tacheerde Onderofficieren der Infanterie en Mariniers als In structeurs oplater worden zij daarin door de Kadets van het (1) Zie het Reglement der Kon. Mil. Akademie. (2) De op melodie en harmonie gestelde lezer ergere zich niet over de menigvuldige hei halingen van het woord examen de zaak komt op de Akademie menigvuldiger voordan het woord in ons opstel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1851 | | pagina 53