38
Aangenaam klonken ons deze woorden van den geachten
Iloogleeraar in de oorenwij teekenden ze aanstonds op
omwanneer zijn vlugschrift reeds vergeten zou zijn ze
nog eens te herlezen en ons militair gevoel daaraan te ver
warmen en overtuigddat zijn getuigenis van meer af-
doenden aard is dan het onze wanneer het eenc beoordeeling
van 't onderwijs geldt, is het ons streelend en aangenaam,
ze te kunnen aanhalen hij onze beschouwingen over het nut
door de Akademie gesticht.
Ofschoon toch de lofspraak des Iloogleeraars niet uitslui
tend de Akademie geldtmogen wij blijkbaar een voornaam
deel daarvan op hare rekening stellen. Immers, hij onze
beschrijving van de inrigling van 't onderwijs hebben wij
getrachtzoo veel onze beperkte ruimte dit toelietden lezer
tot eenc juiste beoordeeling hiervan in staat te stellen; we
mogen vertrouwen dat hij van zijne zijde uit den hoorn de
vruchten heoordeelendcdeze uitmuntend zal bevinden.
Maar zijn die vruchten dan zoo veel heter, dan die, welke
vroeger door het onderwijs bij de Korpsen opgeleverd werden,
en nog thans door dat onderwijs aangekweekt worden? Zie
daar eene vraagwelke wij menigwerfvooral met opzigt lot
de Infanterie en Kavalleriehoorden doendaar de andere
wapens reeds lang tot die gelukkige behoorden waartoe eenc
wetenschappelijke opleiding als een onmisbaar vereischte ge
schat wordt. Wij zijn zelve van het Akademiscli onderwijs
verstoken geweest, wij genoten zelve onze opleiding bij het
Korps, en zullen nimmer besluiten die opleiding als onvol
doende te verwerpenzóó veel nederigheid verwachte men
niet van ons. Integendeel we brengen gaarne onze dankbare
hulde aan dien achlcnswaardigen en kundigen Officier, wiens
moeijelijke taak het was, zich met onze opleiding cn die
van vele onzer krijgsbroeders te belasten die zich van deze
taak, jaren laiig, met onverdroten ijver, met nooit ver
slappende inspanning kweet, en daarvoor geen andere beloo
ning weggedragen heeft dan die,'waarmee men den krijgsman
zoo ruimschoots bedeeltzelfvoldoeningten ware hij hoven-