hebben. Reeds bij hunne eerste aanstelling hebben zij hel
treurig vooruitzigt, jaren lang aan hunne plaats gekluisterd te
zullen blijven; ze welen, dal niets hen schielijker vooruit
kan brengenen er is veel geestkrachtveel lust tot werken
noodig, om daarbij niet alle geestontwikkeling te laten varen.
Kon nu de Akadcmie maar zoo veel nut stichtendat zij ook
dit euvel wegnam Doch helaas dit ligt buiten haar bereik.
Als een ander nadeelaan de Akademische opleiding ver
bondenwordt vaak opgegeven, dat nu de Onderofficieren
van emulatie verstoken blijvenomdat zij het vooruitzigt
missenooit tot Officier bevorderd te zullen worden. Deze
klagte is echtervooral wat de Infanterie betreftongegrond.
In de Ranglijst van het Leger vinden wij onder de in 1840
aangestelde 2de Luitenants voor dat wapen hier te landeop
1) Kadets, 20 Onderofficieren; in 1847 op 10 Kadets52
Onderofficieren; in 1848 op 14 Kadets, 22 Onderofficieren;
en dat er in 1849 en Ü0 geen Onderofficieren tol Officier
hij het leger hier te lande bevorderd werdenligt niet aan de
Akademie, maar wel aan de reorganisatie van 1848. Boven
dien werd er bij de andere wapens aan Onderofficieren ge
legenheid gegeven een examen af te leggen om als Officier
naar 't Oost-Indisch leger te vertrekken. De Militaire Aka
dcmie voorziet dus niet in alle behoeften aan Officierendit
is ook niet wenschclijkwant het kost nu reeds jaarlijks
moeite een voldoend aantal jonge lieden te vindendie ge
noegzaam op het Akademisch onderwijs zijn voorbereiden
bovendien wil men goede Onderofficiers hebben dan moet
hun de kans op bevordering niet worden afgesneden.
We hebben hier opzettelijk eenige nadeden bestreden, welke
volgens het oordeel van sommigen aan de Akademische oplei
ding verbonden zijn opdat deze nadeden niet ten onregte
legen het nutdoor de Akadcmie geslichtin de weeg
schaal gelegd zouden wordenen we vertrouwen nu op het
oordcel van den Iloogleeraar Mulder te mogen terugkomen
«mag men uit de vruchten den boom beoordcclen dan is
die boom een uitmuntende."