18
hij volgens zijn eigen oordeel ijverig; 'l gaat hem wel niet
vlug af, omdat, hij er de gewoonte, de plooi van verloren
heeft: 't gaat wel niet met lust, wijl hij er door dwang toe
gebragt wordt, maar hij zelf vindt, dat het nog al wél is.
Daar wordt hem eensklaps in de middagles aangekondigd
«morgen maandelijks examen in de Wiskunde." Zie zoo,
denkt Jan, nu zal ik wel ontslagen worden; hij snuffelt nog
eens losjes en vlug den boel door, die in de afgeloopcn maand
behandeld is; vooral bet laatste gedeelte bestudeert bij vlijtig,
ofschoon bij van liet voorgaande niets begrijpt; en met
een tamelijk gerust geweien wacht bij zijne beurt af.
Is het nu ook niet om helsch te worden? Aan zijnen voor
ganger wordt gevraagdwat Jan zoo goed wist die voorganger
beroept zich, bij hetgeen bij bewijstop eene vroegere stelling;
dat is juist diegene, welke Jan niet begrepen heeft, en na
tuurlijk weer dezelfde, waarvan hem bet bewijs opgedragen
wordt. Met een beklemd gemoed komt hij voor, vat bet krijt
op stamelt, eenige woorden die niet veel zamenliang hebben
draait er zoo wat 0111 heen maar bewijst daarbij juist zijne
onkunde. «Nu, ik zal je wat anders vragen, want dit
schijnt niet te gaan." Jawel, zoo menige Franschman
alweer treft Jan bet ongelukkig, alweer behoort bet ge
vraagde lot het weinigedat bij niet weet. O vijandig noodlot,
hoe kunt ge iemand zóó sarren Maar ik heb het meer
opgemerkt: heb zes sleutels in uwen zak, en moet er één
van gebruiken; altijd komt de gezochte bet laatst voor
den dag, en 't mist niet of een oogenblik later hebt ge den
genen noodig, die nu bet eerst te voorschijn kwam, en die
thans bedaard in een verloren hoekje van uwen zak blijft
zitten totdat ge ieder der vijf anderen geprobeerd hebt. E11
dan zijn er nog menschendie beweeren dat er geen helsche
geesten zijn
De straf van Jan wordt dus nog eene maand gerekt, en
daar hij nu toch niet uit mag, maakt bij zich nog al eens
dikwijls aan kleine overtredingen schuldig, die hij anders
gemeden zou hebbenen brengt ettelijke dagen in kamer-