JOIIAN VAN DER CORPUT. 1579—1381. Geeft uwen bevelhebbers de noodigc troependen ver- ciscliten leeftocht en krijgsvoorraad, en zij zullen inden regel cene behoorlijk versterkte vesting, eene doeltreffend ingerichte verschansing met eenen gunstigen uitslag verdedigen." Ziet- daar eene stellingdie ons telkens onder den een of anderen vorm in de oogen schittertin de ooren knaltenzoo niet zelve cene drogrede, toch steeds eene rijke bron van drog reden was en blijven zal. Deze had geen leeftocht meer, gene geen troepeneen derde geen kruitvoor een iegelijk bevel hebber den verrader uitgeslotenbevatte die stelling de ge- wenschte verontschuldiging ter billijking eener veelal smadelijke overgaaf, welke toch eigentlijk meesttijds door cene geheel andere oorzaak werd voorbereidde ongeschiktheid des aanvoerders zeiven Iïoc gaarne zouden wij dan ook de opgesomde stelling zien omkeerenen eiken krijgsmakker eiken bevelhebber in werkelijkheid of verschiet, onuitwisch- baar inscherpen: «laat een Staat zijne troepen aan bekwame handen toevertrouwen, en zelfs bij schaarschle van strijders, krijgsvoorraad en leeftochtzullen die aanvoerders ook bij de verdediging eener zwak verschanste stelling, ten allen tijde de bewondering van vriend en vijand weten in te oogsten." Alsdan toch slaan niet de manschappenniet de kunstmatige versterkingenen nog minder de krijgsvoorraad en leeftocht op den voorgrond; hoofdzakelijk, ja schier uitsluitend is het nu om de bekwaamheid des aanvoerders te doen en welk ervaren krijger zal durven beweeren dal zulks ook niet in de werkelijkheid het geval is? Er mogen duizenden of tientallen 5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1852 | | pagina 123