u zijii aan te voeren de bevelhebber, bij zij dan Veldmaarschalk of Onderofficier, is de spil, waarom alles draait: op diens geschiktheid komt hel aan, en 'tmoet, zoo voor den Officier, als voor hemdie er zich loc voorbereidtsteeds eene hoofd studie zijn te doorgronden, wat onder deze geschiktheid te begrijpen zij. Veelal vergenoegt men zich met er kunde en bedrevenheid onder te verstaan, en zeker, een aan voerder moet toegerust zijn met de noodige kennis van krijgs zaken en weten hoe die kennis in toepassing te brengen; maar die hoedanigheden alleen vormen hem geenszins lot een geschikt bevelhebber. Men ziel daarbij in de eerste plaats drie van kennis en ervaring weinig afhankelijke eigen schappen over't hoofd: kracht van willen kracht van denken en kracht van handelen drie hoedanigheden die eiken man moesten eigen zijn, en, helaas! tot nog toe ten minsten, slechts hij wijze van uitzondering in enkele buitengewone stervelingen worden opgemerkt. Alleen door 'l bezit van ge noegzame wilskracht toch is hij in staat, zijn doel te midden der grootste gevaren onwrikbaar voor oogen te houdenen het onophoudelijk te naderenalleen het bezit der ver- eischte geestkracht verzekert hem de gaaf van ten allen tijde zelfs bij den grootsten tegenspoed, onverwijld te doorgronden wat hem te doen staaten alleen bij de noodige aandrift tot handelen blijft hij bij machte, de omstandigheden te zijner gunst te neigenzoo veel dit den sterveling gegeven is. Dat ware godsdienstzin en zuiver plichtbesef hem hierbij trouwens niet ontbreken mogen, is boven allen twijfel ver heven: zonder deze ontbeert hij de hechlstede eenigste grondslagen voor den onwankelbaren moeddie steeds eiken krijgsman als ingeschapen dient te zijn. Een bevelhebber eindelijk behoort, wil hij een waardig aanvoerder wezen, er ook op bedacht te blijvenzijne onderhoorigen aan zich te verbinden niet door eene steeds zwakheid verradende toegeeflijkheid jegens hunne verkeerdhedenmaar wél door hun vertrouwen in te boezemen op zijn beleid en vooral ook op zijne rechtschapenheid en op zijne bezorgdheid voor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1852 | | pagina 124