59 Ess hei iloor v. p. C. begonnen kasteel volbouwen liet. Wat door v. n. C. tot op dit tijdstip bij bet leger verricht werd, ligt schier geheel in 'l duister, evenzeer als zijne loopbaan na de held haftige verdediging van Slcenwijh slechts al te zeer aan de vergetelheid werd prijs gegeven. Van 1579 lol 1581 echter treedt bij als het ware meer dan eenig ander bevelhebber op den voorgrond, en daar 'tineer bepaaldelijk in ons voor nemen ligt, hem als aanvoerder onder alle omstandigheden te doen waardceren en niet om eene bepaalde levensbeschrijving van hem te geven; zoo zullen wij ons ook vooral tot eene beschouwing zijner, verrichtingen in dat tijdsverloop bepalen. Nadat de bevestiging van Coevordcn bod moeten geslaakt worden, keerde Kapitein, of, gelijk men dit toen heette, Hopman v. d. C. naar Groningen terug-, waar zijn vendel lag, en waar hij spoedig gelegenheid vond zijn doorzicht en geestkracht in 't gunstigst licht te stellen, liet ontging hem toch geenszins, dat Rennenberg, die aanvankelijk zoo groote diensten aan de zaak der vrijheid bewezen bad, dat hem in vol vertrouwen bel bewind in alle benoorden Gelderland gelegen streken was opgedragen, sedert eenigen tijd niet meer dezelfde was. Zuid-Nederlander door geboorte en maagschap, was de nog jeugdige Graaf slechts schoorvoetend lot de Unie van Utrecht toegetreden daar hij er tc rechtin dc gevolgen eene ver vreemding van de overige gewesten in zag; en naauw had bij den stap gedaanen zelfs Groningen tot de Unie gedwongen of bet onverdraagzaam en zelfs door den Prins van Oranje niet te beteugelen ijveren van Sonoy en anderen in onroomschen zin maakte hem mistroostigdaar bij allengs moest vreezen door dien slap dc belangen zijner Kerk verzaakt te hebben. Van deze ontstemming nu maakten zijne betrekkingen behendig gebruikdrogrede en vleitaal brachten hem tot hel begrip dat hij schroomlijk had gefaald, dat hij slechts door eene openllijke verzoening met Parma en den Koning die feil herstellen kon, en dat hij alleen dan op volkomen vergiffenis, zoo niet op onderscheiding rekenen mogtwanneer hij niet bloolelijk zich zeivenmaar ook zijne Landvoogdij den zoo

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1852 | | pagina 129