4-9
waszijne overheden mei onwaarheden te misleidendat men
vestingen houwde niet om ze bij de eerste opeiseliing over
te geven, maar om "svijands loop Ie stuiten, en dal men
der Regeering lijd en gelegenheid laten moest lot het ver
zamelen van manschappen en van al wat noodig was om
't ontzet met genoegzame macht te ondernemenja dal zij
't zich wellicht te laat beklagen zoudende Staten door hun
kleinmoedig schrijven gedwongen te hebben tot eene ontijdige
poging ter ontzet zonder voldoende strijdkrachten het haatte
nietsal de overigen teekenden den zoo flaauwhartigen nood
brief of stemden er voor, en toen de Staten dien beantwoordden
met heusehe, schoon natuurlijk onbepaalde beloften, schroomde
men nietze slag op slag met eene herhaling van klachten
over traag ontzet en grooten nood lastig te vallen. Zoo groote
flaauwheid, eene anders licht aanstekelijke ziekte, deed echter
v. n. C.'s gemoc'd te recht van verontwaardiging gloeijen, en
van zijnen kant schroomde hij dan ook niet den Staten en
den Prins te berichtendat hel er nog zoo naauw niet op
aan kwamdat de stad wel voor zes maanden leeftocht had
en dat het er vooral om te doen wasdat het te beproeven
ontzet niet mislukte door overijling. Men zou echter wél
doener ook niet al te lang mee te dralendoch meer om
het ongeduld van burgers en soldaten dan om den nood."
Niet lang duurde hel, of v. d. C.'s manhafte taal werd binnen
Steenwijk zelf bekend en waren tot nog toe de meeste beraad
slagingen in der minne afgeloopenthans schroomde men
niet den onvervaarden hoofdman met verwijten te overstelpen;
doch deze versaagde niet en had allengs de voldoening
dat niet alleen in "den Raad enkelen hem bijvielen maar dat
burgers en soldalen om strijd den hoogsten eerbied voor hem
begonnen te koesteren en meer en meer gehoor gaven aan
den weldadigen invloed zijner volharding. Noemden wij dan
ook daareven flaauwheid aanstekelijk niet minder zijn zulks
moed en volharding. Daarom is de betrekking van aanvoerder,
in welken graad ook hij iedere dienstverrichting zoo hoogst ge
wichtig. De soldaat is meestal wat men hem maken wileen