56
de geschiedwerken van vroegere dagen: wij beoogden alleen
onze lezers le doen waardeeren, wat v. d. C. voor zijn vaderland
is geweest, en wij vertrouwen niet geheel vruchteloos. Met
recht zal men ons echter vragen, «en wat was liet loon,
dat van wege den Staat aan den krijgsheld voor zoo schit
terende diensten werd toegekend?" Schaamte bedekt onze
wangen bij 't antwoord, dat wij hun moeten geven: terwijl
men de Iloogduitsche soldeniers zoo spoedig mogelijk betaalde,,
om wanorde te voorkomen, moesten v. d. C. en Olthof jaren
lang wachten eer ze de door henzelvc uitgeschoten pen
ningen terugkregen! Even als nu in den regel het geval is,
moest v. d. C. zich vergenoegen met het levendig gevoel
eener edele zelfvoldoening in 't betrachten zijner plichten
in 't innig bewustzijn de achting zijner medeburgers verdiend
en verworven te hebben; maar niet als nu zoo vaak geschiedt,
bezwalkte hij zijne lauweren met een kleingeestig morren
over ondank en miskenning! Een v. d. C. wreekt zich op
edeler, op grootscher wijze: hij blijft, te vreden door het
besef zijner plichtsvervulling, fier op het vertrouwen, dat
hem een Willem van Oranje, Willem Lopewijk van Nassau
en later ook de jeugdiger Maurits voortdurend schenkenaan
't nog steeds fel besprongen Vaderland zijn zwaard en zijn pen,
zijn arm en zijn geest met even groote zelfverloochening
wijden. Ziet daar het beeld van den waren krijgsman, en
zoo ergens, dan mag op hém worden toegepast het: «doe
luel en zie niet om."
Aan heni toch moest in 1591 de versterking en het behoud
der Bcllingwolder-zijl worden dank gewetenaan hem vroeg
Frieslands bekwame Stadhouder herhaaldelijk zoo mondeling
als schriftelijk in netelige krijgszaken raaden ook Prins
Maurits stond hij kloek ter zijde, toen deze op zijne beurt
het later, helaas! in Spaansche handen gevallen Sleenwijk
belegerde (1592), en daarbij zoo treffend blijk van zijnen
waren zielenadel gaf, door 't volkomen en opentlijk wijzigen
van de grondslagen, waarop bij 't beleg had aangevangen
zoodra hij moest erkennen ten onrechte den raad zijns neefs