87
verworven épaulet prijken zult, hebt uwen stand lief, niet
hartstogtelijk om het uiterlijk, gelijk de minnaar in de
balzaal maar innig, opregt en trouw om liet innerlijk,
om de wille der degelijkheid.
In Neêrlands Heldendaden van Bosscha lezen we: «Aan
doenlijk was (hij Tliet lot van den eersten Luitenant
B. C. Meijer. Reeds was het hevel aangekomen, 'twclk hem
terugriep naar het Vaderland, waar zijn verlangen hem heen-
dreef en eenc verloofde hem wachtte. Bij het vooruitzigt
van een moorddadigen slag was, uit bezorgdheid voor zijn
leven, hem aangeboden om achter te blijven bij de bagaadje.
Doch den laatstcn dagwaarop hij met deze zijne krijgs
makkers zou kunnen strijdenzich te onttrekken aan hunne
gevaren, dat was hem stuitend voor zijn gevoel, llij wees
dus volstandig de hem aangeboden gunst van de handen
trad op zijne plaats in de gelederen tot den strijd. Haiii
drong een geweerkogel hem door het voorhoofd, en deed
voor altijd het hart verstijven, 't welk geklopt had voor de
eer en voor de liefde."
Niemand onzer verwondert zich daarover: ieder waar krijgs
man zou in zijne plaats hetzelfde gedaan hebben; de uitslag
doet ons weemoedig aanmaar wij begrijpen hetdat eer
gevoel, gehechtheid aan kameraden, en bovenal liefde voor
den krijgsstand dit uitwerkt. Zelfs zijdie thansonder
't voortduren van den vrede en de daaruit voortgevloeide
schaarschte van vooruitzigten op onderscheiding en bevorde
ring', in hunne liefde voor den stand verflaauwcnzouden
onverwijld, in denzelfden toestand verplaatst, op dezelfde wijs
handelen! Och! waarom dan niet, nu zulke gevaren ver van
ons blijven, en wij aan geen grooler gevaar blootstaan dan
aan de geestdoovende eentoonigheid van 'tkrijgsmansleven in
vredestijd, ook daaraan manmoedig het hoofd geboden?
In lijden van gevaar moeten wij do in onze gelederen ge
roepen zonen des Vaderlands tegen den vijand aanvoeren,
met hen alle inspanningen doelen, en in de moeijelijkstc
omstandigheden des levens, wanneer de fanfare der krijgs-