<12 Middelburg beslisten het waren Hollanders of Zeeuwen echte zonen des landsdie hier op dat element dat hun zoo ge- meenzaam was, voor Vaderland en gewetensvrijheid streden, en hier den grondslag legden voor die zeemachtdie eene eeuw later, de wereld tot ontzag zou dwingen, en den roem en steun van Nederland uitmaken. Zeker, in vergelij king der geduchte zeekasteelen van laleren tijd, waren het zwakke en onaanzienlijke vaartuigen, die der Boisot's en der. Dirkszoon's; maar acht daarom de overwinningen dier vloot voogden niet gering, want dc mannen, aan wier hoofd zij streden, waren even koene en onversaagde zeelieden, als zij, die met Tromp hij Duins over de Spanjaarden zegevierden, of met de Ruyter de vereenigde koningsvlolen van Engeland en Frankrijk overwonnen. De vloot der Watergeuzen, uit Engeland verdreven, had Brielle vermeeslerd (1 April 1S72); en weinige dagen later schudde Vlissingen het juk der Spaansche dwingelandij af, in weerwil der vermaning van den stadhouder Antiionis van BouRGONDië die dc opstandelingen herinnerde aan de reuzen- macht des Spaanschen konings en zeide dal zij een handtvol volx, zonder geweer zonder oorloghskunde zonder soldaalen, zonder geldt" waren (P. C. IIooft's, zesde hoek der Neder- landsche historiën). De Zeeuwen bewezen toen, dat moed en geestdrift dit gemis aan stoffelijke krachten kunnen opwegen onder aanvoering van Jakob Sijionszoon de Rijk en van Ewout Pieterszoon Worst plebejische namen maar in de ooren van den Nederlander even goed klinkendals die van den oudsten adel der Christenheid deden zij Ier Veerc tot de zaak der vrijheid overslaanbegonnen de insluiting van het door de Spanjaarden bezette Middelburgen doorkruisten met hunne vaartuigen de Schelde-slroomenom overal de schepen des vijands op te zoekendie buit te maken en daarmede de eigen strijdkrachten te vermeerderen. Jaren van harde onderdrukking en van dc wreedste dwinge landij hadden de gemoederen der Nederlanders verbitterden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1852 | | pagina 182