dos geslagen door den onsluimigen aanval der Nederlanders, zoekt zijn behoud in eene overijlde vlucht. Jak Simokszoon Kol, de onderbevelhebber van Bossu verzamelt 's avonds de vluchtende vaartuigen aan gene zijde van Pampus; en in eenen krijgs raad wordt beslotenden volgenden ochtend terug te keeren en Bossu te ontzetten. Maar het ontbreekt aan moed om dat besluit te volbrengen, en den volgenden ochtend keeren de overwonnenen naar Amsterdam terug, en laten hun vloot voogd aan zijn lot over. Met eene ridderlijke dapperheid die bewondering verdient wordt door Bossu de wanhopige kamp gedurende acht en twintig uren tijds voortgezeten eerst toen zijn krijgs volk lot op veertien of vijftien man is versmoltengeeft hij zich aan den overwinnaar over. In al dien tijd blijft de vlootvoogd, in volle wapenrusting, hel schild aan den armliet zwaard in de vuistop het dek stand houden strijdende als de dapperste soldaat, den vijand onvermoeid het hoofd biedende, en hem de zege duur doende koopen. Dirkszoon had op zijn vaartuig een aantal soldalen, aangevoerd door den hopman Ruikiiaaverden dapperen bevelhebber, die door zijne mannentaal Alkmaar's wankelende regering had doen besluitenhare stad tegen den Spanjaard te verde digen. Onverpoosd vuren die troepen op de soldaten en schepelingen van Bossu; terwijl ecnige in de mars geplaatste bootsgezellen vuurwerken en potten met ongebluschlen kalk naar beneden wierpen op de Spanjaarden. Maar de wapenen des vijands doen ook een aantal Noordhollanders vallen; en zoo gevoelige verliezen lijden deze, dat gedurig vaartuigen heen en weder varenom dooden en gekwetsten weg te voerenen nieuwe strijders aan te brengenburgers uit Hoorn, die vol geestdrift deel komen nemen aan den kamp legen de dwingelandij. Hetzelfde stoute feitdat in den slag bij Roemerswaal voorkomt, werd hier ondernomen door Jan Haarink, die reeds vroeger zich beroemd had gemaakt door zijne dapperheid toen hij, als een andere Horatius Cocles, op een smallen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1852 | | pagina 195