107
om buiten het bereik der oproerige troepen te blijven, Ant
werpen verlatenen zich geplaatst tusschen het fort Lillo en
Calloo, bij eene toen te Oordam aanwezige schans. Boisor
daarvan onderricht, stevent op het einde van April lh74,
met een groot, aantal smak- en razeilen de Hont en Schelde
op, en nadert de Spaansche vloot; deze neemt in allerijl de
wijk naar de zijde van Antwerpen. Maar de sneller zeilende
vaartuigen der Zeeuwen vervolgen en bereiken den vijand,
verbranden vier der kleinste schepenvermeesteren er vijf
anderewaaronder dat van den Vice-admiraal en nog een ander
groot vaartuig, en zakken met dien buit de Schelde weer af, in
weerwil van het geschut- en muskelvuur, dat de in haast toege
snelde Spanjaarden uit de schans bij Oordam en van achter de
dijken op de Zeeuwen richten, liet veroveren van vaartuigen
en geschut, en het gevangen nemen van een aantal vijanden
waren nog mindere voordeelen, dan de diepe indruk, welke
die stoute onderneming op den vijand maakte; het was, met
minder middelen en op kleinere schaalde tocht naar Cliallum.
liet ontzet van Leiden is een heldenfeit, waarvan de roem
ook voor een goed deel den Zeeuwen toekomt. Overbodig
is hel, aan Nederlanders uitvoerig te verhalen, hoe Leiden
door de Spaansche legermacht van Baldez werd ingesloten en
niet tal van schansen omgeven; hoe er al de geestkracht van
VAN DEB Does, de verhevene zelfopoffering van van der Werf
toe noodig wasom de door den vreesselijkslen hongersnood
en pest geteisterde burgerij in haren wederstand te doen
volharden; en hoe Willem I, om de veege stad te redden,
het uiterste middel te baat nam van het doorsteken der dijken
en van het binnenlaten van het zeewater. Dat alles is te
overbekenden behoeft hier niet herinnerd te wordenmaar
misschien is het niet overbodig daaraan te herinneren, dat
hel vooral Zeeuwen waren, die de vloot van platbodemde
vaartuigen bemanden, waarmede men, overliet onder water
gezette land, Leiden wilde naderen. Boisot was daartoe met
achthonderd der zijnen te Rotterdam gekomenen treffend