Ill
toewijding- aan de zaak van hun land en van hun Koning,
uitmuntend geoefend, aan strenge krijgstucht gewoon gehard
en beproefd door tal van oorlogen, hadden eene geduchte
sterkte, eenen roem van onoverwiniijkheiddie hen lot den
schrik van hunne vijanden maakte. In de verst verwijderde
landenin vreemde werelddeelenhadden die krijgsbenden
de vermoeijenissen en gevaren van den oorlog gebraveerd:
in de nieuwe wereld hadden zij met Coutez het Mexicaansche
vrijk veroverden, eenige honderden sterk, millioenen aan zich
onderworpenAlgiers en Tunis hadden hunne standaarden
zien wapperenen in den zeestrijd hij Lepanto was de halve
maan voor hunne dapperheid bezweken; te Pavia hadden
zij Frankrijk's ridderlijken Koning overwonnen en tot hun
gevangene gemaakttc Miihlberg hadden zij de strijdkrachten
der Duitsche vorsten voor zich doen verstuiven. Zoo hadden
zij lauweren geplukt in den strijd tegen zoo veel verschillende
vijanden; en daardoor een zelfvertrouwen verworven, dat
geen grenzen kende en eene kracht gaf, die elke hindernis
of tegenstand wist te overwinnen.
Zie daar den vijand, legen wien de schepelingen van Boisot
en van Diukszoon in het strijdperk durfden treden, en dien
zij herhaaldelijk overwonnen. Eerbied en bewondering moeten
daarom ten allen tijde het deel blijven van die eerste kamp
vechters van den vrijheidsoorlog legen Spanje.
Maar het voorgeslacht te eerbiedigen en te bewonderen
daarmede kunnen wij niet volstaan; wij moeten dat voor
geslacht navolgen in zijne roemvolle dadenwij moeten
doordrongen zijn van die waarheiddat wat de eene menseh
vermag ook voor den anderen mensch niet onmogelijk is;
en dat, juist omdat ons voorgeslacht dapper en vaderland
lievend was, op ons de dure verplichting rust, niet zelf
zuchtig en kleinmoedig te zijnwant de heldendeugd der
Vaderen is eene fakkel, die onze oneer en schande in te
helderder licht zoude plaatsen. En men werpe ons hier niet
tegen, den veranderden staatkundigen toestand van Europa,
de betrekkelijke zwakheid van ons land, de geringe sterkte