VEREENIGDE OPLEIDING DER ADELBORSTEN EN RADETS. Bij Besluit van Z. 51. van den 2ö"'cn Aug-. 1831 N° 80 is bepaald, «dat de opleiding van de Adelborsten der Marine bij de Koninklijke Militaire Akademie le Breda, aldaar zal blijven voortduren onder zoodanige reglementaire bepalingen als dooi de Departementen van Aïarine en Oorlog gemeenschappelijk aan Z. 51. den Koning zullen worden voorgedragen.1' In onzen vorigen jaargang hebben we onze denkbeelden over het nut der toen als proef begonnen vereenigde oplei ding van de aanslaande Officieren van Vloot en Leger reeds uiteengezet; wevertrouwen, dat het onnoodig is, hierop nader terug te komen; we vertrouwen vooral, dat gelijk tot nu toe de uitkomst der proef gunstig was, zij dit ook in de toekomst blijven zal, waarop evenwel ontegenzeggelijk de verwachte reglementaire bepalingen van veel invloed zullen zijn. De Akademie mogt zich in den loop van het jaar verheu gen in een vereerend bezoek van Z. K. II. Prins Fredeiuk der Nederlanden, die aldus, in zijne drievoudige betrekking van Admiraal van de VlootKolonel-Generaal van de onderscheiden wapens der Landmagt en Veldmaarschalk belast met het Opper- loezigt over de Koninklijke 5Iililaire Akademie, aan deze een levendig blijk zijner hooge belangstelling gaf. Na verschillende bijzonderheden van het onderwijs vooral van het praktische der 5Iarine geïnspecteerd te hebben, betuigde de Vorstelijke aanmoedigcr van degelijke wetenschap herhaaldelijk zijne hooge tevredenheid; en terwijl we dit aanhalen als een bewijs voor de boven bedoelde gunstige uilkomst der Vereenigingis het ons aangenaam hierbij te mogen voegen dat eveneens enkele hoog geplaatste Officieren der Marine op onderscheiden tijd perken de Inrigling kwamen bczigligen sommige in officiëele hoedanigheid, andere uit belangstellingen dat allen het doeltreffende der opleiding beaamden. Dal ook in het buitenland de voortreffelijkheid dier oplei ding erkend wordtblijkt onder anderen uit de omstandigheid,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1852 | | pagina 46