t)e welwillende ontvangst, welke den Eersten Jaargang van
dit Jaarboekje te beurt viel, was een verblijdend leeken der
belangstelling van hel Nederlandsch publiek in de Koninklijke
Militaire Akademie. Ofschoon, gelijk van zelf spreekt, in
dien jaargang al hel voornaamste aangaande deze Inrigling
gezegd is, vertrouwen we, dal de in dezen behandelde slof
belangrijk genoeg geacht zal worden om die belangstelling te
blijven gaande houden en opwekken. Dit toch achten wij van
groot gewigt. Vijftien jaren zijn er verloopen sedert de weder-
oprigting der Akademie in 1856, en indien zich aanvankelijk
nog al eens stemmen legen haar beslaan verhievenzij heeft
allengs eene welverdiende vermaardheid verworvenzelfs in
het buitenland is men tot de erkentenis gekomen, dat waar
ook verflaauwing bij ons beslaan magstellig niet in de studie
der krijgswetenschappendaar deze hier een leven en eene
ontwikkeling gekregen heeft, overschaduwende wat men zelfs
bij de meest militaire volkeren van Europa daarin kan aan
wijzen. Hoe oneer nu het publiek met de bijzonderheden der
lnrigtioig bekend gemaakt wordt, des te beter zal hel haar
groot nut beseffen en op prijs stellen, des te vaster steun zal
die Inrigling in den geest van dal publiek zelf hebben, dal