29
in hunne naburen, schoon zoo vaak hunne staatkundige vij
anden, -wisten te waardccren wat edel en groot is. Alison,
MacaulayHallam en anderen zijn hiervan de nog levende
toonbeelden.
Ook elders laat Alison den Prins recht wedervarenen toen
deze in 1710 een nieuwen lauwer om zijne slopen wond, daar
hij het sterke en goed bezette St.. Venant door een geregeld
beleg tot de overgaaf dwong, getuigt Marlboroughs lofredenaar
met zoo yele woordendat de Prins van Oranje den belegerings-
arbeid «met ongewone nadruk en bekwaamheid leidde."
Het zou echter den jeugdigen krijgsheld niet vergund zijn
op die baan der eere nog verder voort te schrijden. In 1711
uit het leger ontboden om de aangelegenheden der erfenis van
Willem III in persoon met Pruissens Koning te 'sHage te
regelen, meende hij aan den herhaalden aandrang der Alge-
meene Stalen niet langer te mogen gehoor weigerenen vertrok
hij 11 Julij uil het honds-leger, zoodat hij op den 14'lc" dier
maand met zijn gevolg aan 't Ilollandsch Diep kwam, waar
hij zich bij 't Strijënsche Sas wilde laten overzetten. Wegens
het buijig weder ging hij uit de veerschuit over in de wagen
pont, ten einde zich in zijne koets tegen den regen te be
schutten; maar terwijl de veerschuit behouden, schoon niet
zonder gevaar, overkwam, sloeg de pont door eene hevige
windvlaag te midden van den stroom omver, en hij, wien
het vuur lot nog toe zoo treffend had verschoondwerdnog
geen volle 24 jaren oud, eene prooi der golven!
01' kan nationale trots soms meer verlangen, dan wanneer Hallam in zijne
Introduction to the Literature of Europe in the 15Ih16Ih and 11th Centuries
(BaudryParis; Vol.111, P. 278Jzegt: «Het is "L ongeluk geweest der Hollanders,
een groot volk, een volk vruchtbaar in mannen van veelvuldige bekwaamheid en
geleerdheideen volk van geletterdenvan godgeleerden en wijsgeeren van wis-
kunstenaars, geschiedschrijvers, schilders, en, mogen wij er bijvopgen van dichters;
dat deze laatstcn louter als viooltjes in de schaduw hebben gebloeid, en vooral
geleden hebben door de enge grenzenwaar binnen hunne taal gesproken ol' gekend
werd." En wat voortreffelijk beeld Macaulay in zijne History of England since
1685 ontwierp van Willem III, zal den onbevooroordeelden Nederlander toch nog
wel niet behoeven herinnerd te worden.