55 Evcmvcl is er onder de verschillende tegenstrijdige denk beelden, bij deze gelegenheid geopperd, één, waarop wij meer voornamelijk de aandacht der lezers van dit Jaarhoekje wensclilen te vestigen; niet, wij herhalen het, als wapen in den bovengenoemden strijd, maar omdat het een beginsel geldtdal aangenomen of verworpen moet worden bij de wetenschappelijke opleiding der Zeemagtomdat de erkenning- van de waarheid van dat beginsel den Adelborst de hooge noodzakelijkheid zal doen inzien van verschillende onder deden dier opleidingdie hijzonder datals volkomen over tollig zou kunnen aanmerken. Het is namelijk de vraag, of hel nuttig, dan wel schadelijk is, dat bij de vorming van den toekomstigen Zee-officier ook zoodanige vakken van studie worden behandelddie meer bepaaldelijk tot de opleiding van Officieren hij de Landmagt bchoorenen of mendit doendezoo als sommigen bewerengevaar loopt om van den Adelborst, in plaats van een Zeeman, een Infanterist, een Artilleristeen Historicuseen Ingenieureen Geleerde enz. enz. te vormen. Iloevelcn zijn er niet, die beweren, dal het belagchelijk is, den toekomstigen Scheeps-kommandant te zien manoeuvree ren als Pelotons-kommandant in een Bataillonhem te brengen op de heiom hem te leeren wat een schanskorf of eene flêche is; die staande houden, dat geschiedenistaalkennis, natuurkunde en al die geleerdheidzoo als zij het gelieven te noemen, maar ballast is, en dat het beter is, hem met zijn eenvoudig gezond versland, en doorkneed met stuur manskunst en kennis van zijn schip en zijne dienstaan boord te brengen; wie onzer heeft niet dikwijls deze stellingen hooren aanvoerenen zelfs meer clan eens door hen die zich daarbij op hunne eigene veeljarige ondervin ding beriepen. Wij willen volstrekt niet ontveinzen, dat de ondervinding een groot voordeel in deze beschouwingen geeft, en erken nen gaarne in dit opzigt onze volkomene minderheid; maar daar is eene basis voor de beoordeeling, die de ondervinding 5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1853 | | pagina 111