50 AVie zal het van hem vergendat hij de speciale wapens der Landmagt in den grond bestudeere, of dat hij den Ingenieur volge in de kronkelpaden van den vestingbouw; maar slaan wij ooit de geschiedenis der oorlogen in onze koloniën open dat wij niet bijna op elke bladzijde gewezen worden op het schitterend aandeeldat onze Marine ook aan den oorlog te lande genomen heeft? Mogen al onze wakkere Hollandsche matrozen nooit aarzelen, om met de enterbijl in de vuisten de palissaden eencr redoute te bestormenzwaar zal de ver antwoording zijn van den Bevelhebber, als zijn volk de oogen op hem vestigt om zijne bevelen te vernemenen hij niets meer aanbrengt dan zijn moedterwijl cene zelfs oppervlak kige kennis van hetgeen hem te doen staathet behoud wezen kon van zoovele dapperenwier gelederen inmiddels door de kogels des vijands schromelijk worden gedund. Maar vooral voor den Nederlanclschen Zee-officier is die kennis onontbeerlijk; want geheel ons stelsel van verdediging zal in de toekomst gegrond moeten zijn op de zamenwerking van Zee- en Landmagten mogt eenmaal het oorlogsvuur weder ontbranden, en de aanvallende vijand onze grenzen overschrijdendan welligt zal meer dan eenmaal voor de Kommandanlen der kanonneerbootenop onze slroomen ge- stationneerdde gelegenheid aanbreken, te toonendat zij zicli die kennis hebben eigen gemaaktdie noodig is0111 in overeenstemming met hunne wapenbroeders op den vas ten wal te handelen tot krachtige wederzijdsche onder sleuning. Al deze overwegingenwaarvan de hoofdpunten slechts ter loops en oppervlakkig zijn aangestipthebben er ons toe geleid, de redactie van dit Jaarboekje te verzoeken, in baar mengelwerk het volgende verhaal op te nemen van eene gebeurtenis, gekozen uit den rijken voorraad van helden feiten, die Öe geschiedenis van Neêrlands Zeewezen aanbiedt, en die in de heldhaftige verdediging onzer volkplanting op bel eiland Taliago liet bewijs levert, dat de grondige kennis van het Zeewezen niet uitsluitend voldoende is, om den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1853 | | pagina 114