43 dc zeezijde le beschieten, llij verdeelde nu zijne magt in drie Balaillons, ieder bestaande uit drie Kompagnieënalle Landtroepen uitgezonderd eene Kompagnie die uit Mariniers was zamengesteldwelke Balaillons aan de vleugels gedekt werden door kleine afdeelingen Matrozenom uit het bosch niet le worden overvallenen begeleid werden door acht stukken geschut. De sterkte werd nu andermaal opgeëisclit, maar, zoo als de schrijver, waaruit wij een deel dezer bij zonderheden ontleenen, zegt: «de Franschen daer op leg gende, gaven tot antwoort, dat sij gcensints van meninge warenom hetselve soo goetkoop op te geven sonder eerst onse macht te beproeven. Binckes liet hen voor de tweede mael afvragenop wat maniere sij deselvc begeerden te sien en te beproevenwaerop sij met eene Fransche trotsheijt antwoorden soo als het ons geliefde." llierop liet de Com mandeur onverwijld den aanval beginnen, met dat gevolg, dat de Franschen, zoodra de aanvallers over de drooge gracht en tot de palissaden gevorderd warenom kwartier riepen. Deze overwinning kostte den onzen veertien dooden en twee en zeventig gekwetsten. Zijne taak als Krijgsman aldus op eene schitterende wijze vervuld hebbendehield Binckes zich gedurende zeventien dagen bezig met het nemen van maatregelenom het bestuur van het eiland te regelenen het in staat van verdediging le brengen. Dan niet alleen hiertoe bepaalde zich zijne onvermoeide werkzaamheidhet was hem niet genoeg te ver overen en te verdedigenbij wilde ook dc Admiraliteit in staat stellen zoo veel mogelijk partij te trekken van dc door hem gemaakte veroveringen. De omslandigste bcrigten werden door hem afgezonden nopens den aard van den grond, dien hij naauwkcurig onderzochtde vruchtendie het eiland opleverdehij deelde zijne gedachten mede over de Vooruit- zigtendie het aanbood en over de voordeelendie er van te trekken waren; hij onderzocht eindelijk, in het belang van de zeevaartde gesteldheid van de baaijen havens banken enz.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1853 | | pagina 121