OS declen bevatten, cn door de meest zedelijke en edelste drijf- veeren kunnen bewogen worden. Zóó waren de vroegere legers niet, zij waren geheel het tegenovergestelde daarvan: zij he stonden uit krijgslieden van alle landen, die meestal niet uit vaderlandsliefde of uit geestdrift voor een godsdienstig of staalkundig beginsel maar ten hoogsten uit roemzuchtge woonlijk slechts uit zucht naar buit en voordeel, de wapens hadden opgevat. Wil men zich een waar denkbeeld vormen van den geest, die de legers der zeventiende eeuw bezielde, men leze in Schiller dat tooneclwaar Wallenstein met den Zweedschcn Overste Wrakgel in onderhandeling is over den beraamden opstand tegen den Keizer. Wallenstein heeft den Zweed verzekerddat indien de Veldheer zich tegen de zaak des Keizers verklaarthet gcheclc leger hem volgen zaldat kan de eerlijke en trouwe volgeling van Gustaaf Adolf niet begrijpen; hij kan niet gelooven dat zoo veel duizenden hun eed met voeten zullen trappenen de zaak verraden waarvoor zij de wapens voerenontzet en bijna met verontwaardiging roept hij uil „Serr @ott im .6imme[ {jat man Ijiet 5U Sanbe benn feine Seimatf), feinen Serb unb Vücrfje?" Wallenstein antwoordt hem daarop: „3d) reid eurf) fagen, wie bad jugeljt. 3a bet- £eftet= reicfjec fiat ein iBaterlanb, unb (iebt'd, unb {jat audi Urdarfi' ed ju liebert. ÏDodj biefed See tv bad .jtaifetlirf) ficfi nennt/ bad Ijier in S'óljeim ijaufet, bad (jat feind; bad id bet 2ludwurf frember Sanber, ift bec aufgegebne Sljeit bed iüolfd, bem nicf;td geljoret, aid bie algemeine (Sonne."''' Zóó waren toenmaals alle legers zamengesteldalle he stonden zij voor een goed gedeelte uit het uitschot van vreemde landen," uit het minst goede gedeelte des volks, dat geen ander eigendom bezat dan «de algemeene zon;" dal, door niets verbonden aan het land waarvoor het streed vreemd aan dat land, vreemd aan zijne geschiedenis, aan zijnen volks- C) Wallfnstkin's tod. Aufztig I. AiiFtritt V.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1853 | | pagina 143