49 omdat men anders weldra den doodsteek zou toegebragt hebben aan de tocli zoo heilzaam werkende Akademische opleiding. Ten andere ondergaat de Kadet eene fatsoenlijker bejege ning' en is hij steeds uitsluitend met makkers uit den iat- soenlijken stand in aanraking, 't welk bij den Onderofficier in zoo hoogc mate het geval niet is. Bovendien levert zijne bejegening meer waarborgen voor zijne zedelijkheid open is hij aan minder verleiding blootgesteld dan de Onderofficier, die reeds op jeugdigen leeftijd eene groote zelfstandigheid behoeft, om niet soms door slechte voorbeelden meegesleept en op een dwaalspoor gebragt te wordent welk hem de kans op bevordering geheel kan afsnijden. Eindelijk, en dit voordeel is toch zeker ook niet te ver werpen geniet de Kadetdaarop reeds door zijne voorafgaande studiën voorbereideene veel degelijker vormingt wrelk niemand bevreemden zal die de middelen vergelijkt bij de Akademie aanwezig, met diegene waarmee men zich bij de Korpsen behelpen moet. Deze degelijker vorming zal hem vooral indien hij uitmunt, in den regel de voorkeur doen geven voor die speciale betrekkingenwaartoe eene meer omvattende kennis vereischt wordt, en welke, behalve de andere daaraan verbonden voordeelen, de kansen op bevordering verhoogen. Trekken wij al het hier zoo kort mogelijk aangestipte za- mendan komen wij tot het besluitdat het een groote misslag zou wezende Officieren der Infanterie en Kavallerie uitsluitend op de Akademie te vormen; dat echter aan deze vorming voordeelen verbonden zijn en voortdurend moeten blijven, welke haar, door een ieder die daartoe in de moge lijkheid isde voorkeur zullen schenken boven de opleiding bij de Korpsenmaar dat ook deze laatste zoodanig ingerigt is, dat daardoor steeds op voldoende wijze in de onvervulde behoeften voorzien wordten dat immer een voldoend aantal fatsoenlijke jongelingen zich vrijwillig in de gelederen van ons leger zullen scharen, om langs dien weg tot den Officiers rang te geraken. i)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1853 | | pagina 71