49
dat wij bedrevenervarenverstandige vóórspelers hebben
en ons naar ben vormen. Nadat wij achttien of twintig
spellen onder hunne leiding gespeeld hebben gevoelen de man
nelijke spelers eene meerdere of mindere zelfstandigheid,, die
er hen naar streven doetom nu voor eigen rekening te
gaan spelen. Thans blijkt eerstof zij zich de lessen en hel
voorbeeld hunner vóórspclers goed eigen gemaakt hebben;
zij beginnen een spel zonder partnergeheel zelfstandig
doorgaans wijken zij van de hun ingeprente regels af; zij
hebben hunne eigen denkbeelden omtrent de waarde der
kaarten en den gang van het spelzij willen die aan de erva
ring toetsenwerpen vele soms beslissende kaarten roekeloos
weg: kortom zij verliezen. Maar dat eerste verlies heeft,
wanneer het niet al te groot is, eene heilzame strekking.
Wie maar eenigen aanleg voor het verheven spel heeftleert
daardoor behoedzaam spelen; hij wordt voorzigtiger en be
daarder; hij krijgt meer esprit de jeuen leert tevens over
een en ooerleggenhij matigt zich en komt door de
ondervinding tot het bewustzijn dat de weldoordachte re
gels hem vroeger door zijne leidslieden ingeprentniet zoo
geheel en al te verwerpen zijn.
Menigeen begint allengs het alléén-spelen te vervelen hij
wil zoo gaarne zijne winst deelen hel is hem als zou daar
door hel wingenot grooter zijn; en inderdaad, ofschoon deze
stelregel tegen alle wiskundige gronden indruischl de winst
in het spel des geluks is grooter, wanneer men haar met
anderen deelt, dan wanneer men haar als een gierigaard
uitsluitend voor zich behoudt. Dit begrijpen slechts weinige
spelers het hun ingeschapen en bij velen zeer ontwikkeld
egoismus doet hun de winst van anderen als eigen verlies
beschouwen zij zijn van meeningdat geen winst denkbaar
is zonder een gelijktijdig verlies aan de andere zijde; en deze
grovejammerlijke dwaling berokkent hun menig verlies
waar zij winnen konden. De van 't alléén-spelen warsche
speler nu ontmoet eene in zijn oog beminnelijke speelster;
zij schijnt hem liever toe dan alle overigeiedere kaartdie
4