69 man onwaardige beduchtheid met eene geheel lijdzame eer lijkheid en plichtsvervulling doet volstaan verwierf zoo zeer elks goedkeuring, dal zelfs de Keurvorst van de Paitz hem een geschenk van vijf-en-twintig ducaten zond Bij' dit beleg van Bonn verkeerde Vi.keutman ook nog in dreigend levensgevaar door 't springen der werkplaats voor het vullen der hommen, waarhij hij zich juist bevond, toen de onvoor zichtigheid van een Officier tot dit onheil aanleiding gal. Deze, een Kapitein in dienst van den Hertog van Brunswuk- Luneburg Celle sloeg namelijk op de huis cener hom zonder gelijk gebruikelijk iseerst een hamer er op te zetten om met een tweeden hoven op den anderen te slaan.. De huis geraakte in brand, en Vleertman werd met een Deensch Kapitein buiten de werkplaats Ier aarde geworpen de karren sprongen aan stukken, en al de paarden en de overige menschen aldaar tegenwoordig kwamen om het leven. Ook ontkwam hij kort daarna niet minder gelukkig aan een der gelijk gevaar binnen Limburgwaar in het tuighuis brand ontstond juist toen hij er in wasdeze brand was des te gevaarlijker vermits het vertrekwaarin Vleertman zich be vond en 't daaraan, belendende gevuld waren met bommen granaten enz.door zijne tegenwoordigheid van geest echter werd men het gevaar meester al konden hem ook slechts weinigen hulp bieden en de Afgevaardigden te velde kenden hem dan ook gcreedelijk eene buitengewone beloo ning toe. Thans echter zijn wij tot hel tijdstip zijns levens gena derd, dat meer dan eenig ander bij den nazaat in herinnering blijven zal, omdat zijne koene besluitvaardigheid den Gor- diaanschen knoop wist door te hakken waarmee zelfs een Marlborough niet vaardig worden kon. Beseffende dat het oogenblik gekomen was om vereenigd met de heirhenden onder Prins Eugenius eene beslissende poging te wagen tol het terugdringen van der Franschen legers Uit Begerenen belust in de vlakte bij HochsUidt en Blenheim den slag te leveren, werd Marlborough in 't volvoeren van dit laatste

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1854 | | pagina 135