76 vankelij k le Greifswalden toen te Ank lam en eindelijk le Straalsond zelf aan 't ziekbed kluisterde. Op aandrang* van Pruissens Monarch begaf hij zichzoodra hij zich hiertoe sterk genoeg gevoelde naar Berlijn waar hij onder de zor gen van den Koninklijken lijf-arts StaAl tot aan zijn vol komen herstel verpleegd werd. In 1716 keerde hij naar tvaderland terug, zoo hoogelijk gewaardeerd door den an ders toch geenszins, spilzieken Frederik Willem Idat deze hem uit bijzondere, achting bij zijn vertrek een geschenk van duizend ducaten vereerde. Thans vestigde hij zich geruimcn lijd in Amsterdam, en bewees bij den geduchten watervloed van 1747 vooral in de Oude Teertuinen de grootste diensten. Onder zijn opzicht toch werd met gewenscht gevolg aldaar een dam met op- kisting ter beveiliging van de stad tot stand gebracht. De Wethouderschap bleef dan ook niet achter in de erkenning zijner verdiensten en in 't volgende jaar belastten de Bur gemeesters dier stad hem zelfs met eene zending ter opne ming van den toestand der zeekust van Holland aan de Noordzee, voornamelijk met betrekking tot de dijken en hoofden. Hem werd tot dit einde de Landmeter Walraven toegevoegd, en na zich vooral van den slaat van zaken op Texel en Vlieland overtuigd te hebbendeed hij ver slag van zijne bevinding aan de Regeering van Amsterdam die zijne voorstellen ter verbetering aan den Raad van State meêdeélde. Deze nam er genoegen in en nu werd aan Vleertman bijgestaan door Walraven, de verwezentlijking dier voorstellen opgedragenen hij slaagde hierin zoo goed. dat hij ook later nog meermalen lol werken van dien aard gebezigd werd. In 1721 belastte hij zich, naar 't schijnt voor bijzondere personen, met eene geheime zending naar Frankrijk, en in zijne aantekeningen vónd men de bewijzen, dat hij ook hierin naar genoegen werkzaam was geweestzonder dat er echter bij vermeld is, wat doel met die zending beoogd werd- Ook schijnt Vleertman zich al uiterst zelden le hebben kun-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1854 | | pagina 142