78
Genaakte de grijsheid onder al deze zoo verschillende be
slommeringen mei rassche schreden Yleertman bleef non-
in drie-en-tachtigjarigen ouderdom even onvermoeid als vroe
ger. Hem bekroop zelfs toen nog de lust om de verdedigings
werken hij 1 Vestervoorl, waaraan omstreeks dien tijd gearbeid
werd, in oogenschouw te nernen. Vergezeld van zijnen neef
Willem Jansz. volbracht hij dan ook deze reis, doch niet
zonder te ondervinden, dat zware vermoeienissen hem niet
meer vleiden. Te huis gekomen, leed hij meer en meer aan
verval van krachtenen na eenige weken bedlegerig te
zijn geweest, overleed hij op den 2islc° April 1742 te Am
sterdam, waar hij in de Nieuwe Kerk der Luthersche Ge
meente, zijne gezindte, begraven werd
Aldus was het leven van een mandie schoon geenszins
lot de grooten dezer wereld behoorende, toch meer dan
velen dezer verrichtte ter dienste van zijn vaderland en van
de gansche maatschappijwaarin hij zich bewoog. Tusschen
de jaien 167o en 1/15 woonde hij vijf-en-veertig belegeringen
bij; doch was hij al grijs geworden in den oorlog, waar hem
geenszins altijd voorbeelden van ingetogenheid voor oogen
stondenzoo bleef hij toch steeds matig en zedig van levens
wijze van dobbelen en spelen had hij een afkeer, en sterken
drank gebruikte hij zelden, en meer bepaald als medicijn.
Geen wonder dan ook, dot hem meer en meer de algemeene
achting ten deel viel, en zulks van groot en klein, van
overheden en medeburgers. Hoe gevierd ookaltijd schijnt
aan Yleertman de hem aangeboren bescheidenheid te zijn
eigen gebleven: ten minsten toen Keizer .Iosepii I hem in
den ridderstand des Heiligen Roomsehen Rijks wilde verheffen,
zag deze Vorst alleen op zijn eigen aandrang van dit voor
nemen af, en begiftigde hij in 1708 Vleertmans broederszoon
Jan Frederik, toen Luitenant-Ingenieur in dienst hij den Keur
vorst van de Pallsmet dienzelfden rang. Over zijne stad-
Voorden liefhebber van phvsiologische bijzonderheden zij hier opgemerkt, dat
lbkrtmans gebit uitsluitend uit kiezen, en niet uit tanden en kiezen bestond'.