86 dat wapen gediend of daarvoor eene bijzondere voorliefde hadden. Wij hebben Hoofdofficieren en Generaals gezien die reeds van de actieve dienst verwijderd of uit het Indische leger alhier met verlof, zich vrijwillig als gewoon Soldaat of Ruiter onder de troepen schaarden, welke zij zelve hadden aange voerd. Wij hebben grijsaards gezien, die met betraande oogen hunne erkentelijkheid uitdruktennu zij verscheiden zoons aan de dienst van hel Vaderland moglen afstaanen die na eene laatste omhelzing hunner telgen blijmoedig huis waarts keerden om zelf de overblijfsels hunner ligchaams- krachten aan de dienst der rustbewaarders of van den landstorm te wijden. En even als de ouden van dagen al deden wat zij konden even zoo ook de vrouwen, die in ons gezegend land nimmer achterblijven, waar het edele daden geldt. Menige buis moeder gaf haren zoon den moederzegen mede nu hij zijn arm aan 't Vaderland ging leenen en zonderde zich in hare binnenkamer af, om, na hem in Godes hoede aanbevolen te hebbenin eene berustende en onderworpen stemming pluksel en windsels te maken voor hendie door 't vijande lijk lood getroffen mogten worden. Somswanneer zij aan de mogelijkheid dachtdat haar zoon hier behoefte aan kon krijgen bevochtigde een traan haar werk; maar juist deze gedachte spoorde haar nog meer aan om ijverig aan hare zucht tot leniging en verzachting van smarten te voldoen. Inmid dels vereenigden zich hare dochters om het Vaandel te helpen borduren dat de vrijwillig uitgetrokken studenten op de roemvolle baan zou voorgaan wél beseffende dat haar werk een nieuw voedsel zou zijn voor den prijslijken geest die elk bezielde. En de dienstmaagd Ook zij wilde niet achter blijven en schaamroodals misdeed zij kwam zij Mevrouw hare spaarpenningen brengen om die voor 't Vaderland ten beste te geven want ook geldelijke offers werden vereischt. Doch wat spreken we van offers? In zoo verre zich me nigeen van het noodigeof ten minste van zijne moeijelijk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1854 | | pagina 152