98 te willen aantooncn met welk gevolg Oranje op de trouw gerekend had zijner legermagt en zijner vloot Ziedaar het ontslaan van 't Metalen Kiwjis. Iteeds zijn vele der braven, die er meê versierd werden, ten grave gedaald, en welligt werd bij 't opruimen van den boedel het eenvoudig aandenken aan hunne Vaderlandsliefde onnadenkend ter zijde geschoven door nakomelingen, die zich de aan- leidende oorzakep tot het verwerven van dit eercleeken slechts flaauw bewust waren, en die in onzen prozaïschcn tijd zich geen juiste voorstelling meer kunnen maken van de geestdrift en den Vaderlandschen zin, welke in die dagen alle harten ontgloeide. Dagelijks vermindert het aantal dergenen, die tot bet dragen van 't bedoelde onderscheidings-teeken gereg- ligd zijn en zou met het geheel verdwijnen van dat Kruis ook de geest uitsterven waaraan het zijn ontstaan te dan ken had? De hemel verhoede het! Daarom, gij mannen die er meê versiert zijl en sedert lang tol uwen maat- schappelijken werkkring weergekeerd toch nog met innig welgevallen terugdenkt aan de moeijelijke maar eervolle dagen, .welke gij in den boezem van bet leger gesleten hebt: gij Standaarddragers van dien echt Neèrlandschen zin die in tijden van gevaar zoo schitterend uitblinkt, O! plant uweu Yaderlandslievenden geest op uwe jeugdiger volgelin gen over. Dat ieder onzer zich toch vooral wel bewust zij van dien eersten hurgerpligt werlkdadige ondersteuning van 'l Vaderland., waar de nood hel vordert. Zij die in de gelederen gebleven zijn omdat hun beroep heil daar riep zij hebben dit is het lot van den krijgsman in vredestijd met weemoed hunne diensten door vele medeburgers zien geringachten toen :het gevaar niet meer dreigde doch weest gerustzij blaken nog van zóó veel liefde voor hunnen stand, dal zij het geledene aldra vergeten zouden indien ze hunne vaak miskende onmisbaarheid op nieuw mogten bewijzen, door op nieuw kracht en leven en geoefendheid te geven aan eene volkswapening Lot afwending van ge varen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1854 | | pagina 164