eenig over en weer spreken beloofde ik dien vader een paar
boekjes Ier lezing le zullen toezenden, en zond hem de be
staande jaargangen van 't Jaarboekjemet aanwijzing der
stukken «Jan moet Kadet worden" en «Hoe 't verder met
Jan Langeveld ging". Later sprak ik hem over den inlioud
der bedoelde stukjes bijwijze van recapitulatie van 'tgelezene
met toepassing op zijn zoon en voegde daarbijdat ook ik
steeds met bezorgdheid den lijd van 't naderend examen te
gemoel zag voor twee leerlingen: voor zijn zoon en nog
een ander. Hierop liet Pa eenige krachtige woorden vallen
ter bevestiging van zijn wil om, ondanks mijne opinie,
zijnen zoon tot hel eerstvolgend examen te doen opgaan.
««Hij moet en zal examen doen; ik eisch het, en 't moet
goed zijn ook". Hierop antwoordde ik eenvoudig: afge
daan; moet en zal hij opgaan, dan zal het ook voor uwe
verantwoording zijndat hij druipt."
«Zoo scheidden wij, en eerst na verloop van eenige weken
spreek ik den vader weder.
««Wél hoe gaat bet met mijn jongen?" «Ja slecht,
onóphoudclijk moet ik het geleerde herhalenik kan niet
met hem vooruil komen; ik voorzie dat hij onmogelijk aan
de vereischten voldoen kandat hij al mijn moeite en in-
spannning vruchteloos maken zalhet ware voor hem veel
beter dit jaar niet op te gaan."
Padie de zaak veel beter wist dan ikwilde van geen
uitstel hooren, maar zei: ««weet ge wat ik er van denk?
(ie tilt de zaak le zwaar, en al uwe leerlingen zullen er
goed doorkomen want ge werkt zoo veel op de gronden en
daarop wordt bijzonder gelet." lk hoop het, was mijn
wederantwoord maar het zijn juist de grondendie er bij
uwen zoon niet inwillenhij heeft geen oordeelhij leert
alles werktuigelijk." «Hoe, en hij is zoo knap in de Ge-
ographieen het rekenen, zegt men, gaal ook zoo goed!
Hij is toch gelijk met de andereWie zegt datMijn
beer?" Wel, de jongens." Nu, ik zeg u dan, dat
hij hoogstwaarschijnlijk niet zal slagenen ik zeg nog meer: