50 Zuivere innige belangstellingin dc hoogst gewigtige zaak van het onderwijs bestuurt onze pen en zoo wij dit voor beeld aanhaaldenhet is om sommige verblinde vaders tegen cene zoo verkeerde, handelwijs te waarschuwenen om de onderwijzers lot meerdere zelfstandigheid aan te zetten in hel afwijzen der leerlingen die geen aanleg genoeg hebben om de noodzakelijke voorbereidende kennis behoorlijk te vatten. Aldus werken zij op hunne beurt heilzaam terug op de lagere scholen, en zoo doende komt allengs hel geheele schoolwezen op beteren voet. Als gewoonlijk laten wij achter dit stuk den uitslag van 't Aspiranten-examen in 1835 volgen; wij bewecren hierbij geenszins, dat al de afgekeurde jongelingen tegen dc onder wijzers getuigen, die zich met hunne vorming belastten. On tegenzeggelijk werden er als altijd afgekeurd, die ten minste eenige kans van wélslagen haddenen de stap van den laatstcn goedgekeurden tot den eersten afgekeurden is niet groot; maar even waar is het, dat er zich gelijk vroeger verscheiden jongelingen opdedendie gecnerlci kans hadden om een eenigzins voldoend examen af te leggenen dat kon vermeden worden. Tot nadere opheldering van 't bier volgend overzigl van den bedoelden examen-uitslag dienc het volgende. Op de lijst van de Landmagt komt één goedgekeurde voor, die zijne voorkeur aan de Mariniers geschonken baden daarbij geplaatst is. Twee anderen die eveneens op die lijst als goedgekeurd voorkomen, waren te oud om voor de Marine geplaatst te worden ofschoon dit het vak hunner keuze zou geweest zijn ten gevolge van eene latere lijde lijke bepaling omtrent den daartoe gevorderden leeftijd zijn zij nog als Adelborst voor de eigentlijke Zeedienst aangesteld. Die lijdelijke bepaling was het uitvloeisel van 'teerste examen, dat dit jaar van de Aspiranten voor de Marine werd afgeno men, en waarbij dc plaatsen op verre na niet vervuld werden. Zij luidde aldus: <i De Minister van Marine brengt ter kennisse van de be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1854 | | pagina 56