zoo moeten we loch nog op één pligt wijzen wiens nako
ming des te meer aanbeveling behoeft, omdat bij geheel en al
aan des Officiers vrijë verkiezing wordt overgelaten; omdat
deze een vasten volhardenden wil lot zijne voortdurende beoe
fening vereischt; en omdat die pligt dikwijls zoo lang geoefend
moet zijn, alvorens zijne vruchten, uiterlijk ten minste,
gewaardeerd worden. Wij bedoelen de werkzaamheid des
Officiers op zijne kamerzijne voortgezette ernstige inspan
ning tot uitbreiding zijner kennis.
We begeven ons hier opeen doornig pad dat echter reeds
meermalen door ons betreden is; misschien stelt ons dit aan
de niet geheel onbillijke beschuldiging van eenloonige her-
halingszucht blootdoch indachtig aan hetgeen wij reeds
vroeger zeiden over de noodzakelijkheid om sommige waar
heden dikwijls te herhalen, alvorens zij ingang vinden en
behartigd wordenzullen wij ons gelaten aan die beschul
diging onderwerpen en ons gelukkig achten indien welligt
één enkele door onze overtuiging tol nadenken gebragt wordt,
't ls waar we vleijen ons met deze hoop niet veel wij
moeten vreezen dat onze wélgemecnde woorden weinig zullen
uitwerken; doch we zijn te vastelijk overtuigd, van het
groote gewigt der zaak om ons door dit weinig bemoedi
gend vooruitzigt te laten afschrikken.
Het is een bijna vaste regeldatwanneer wij op jeugdigen
leeftijd niet tot deze werkzaamheid gedwongen worden wan
neer de omstandigheden ons niet noodzaken tot voortgezette
ontwikkeling van den geestwanneer dit alleen aan ons
eigen pligtbesef overgelaten wordt, wij daar ook niet toe
komen. Ze behooren lot de zeldzaamheden die bevoorregte
naturendie alleen uit weetgierigheid uit lust tot zelfvor-
mingom zoo te zeggen uit behoefte aan werkzaamheid
zich nuttig en ernstig weten bezig te houden en zelfs die
uitzonderingen zijn gewoonlijk eerst door den dwang der om
standigheden daartoe gebragten hebben later in de plooi
volhard, die zij door dezen dwang aannamen. Luisteren
wij alleen naar de inspraak van ons gemoedraadplegen