27 zien verdwijnenwie dat voor 'l eerst ondervindtdie gevoelt zich in cene onbehagelijke spanning, en ontwaart eene onrustals gold het eene staatszaak. Maar het is im mers eene staatszaak? Een huisgezin is niels anders dan een Staat, een Staalje wel is waar, in den Staat, en daaromlaat u die bezorgdheid niet al te zeer verwonde renu, die alleen voor u zelven te zorgen licht. Neen, duid die bezorgdheid niet ten kwade. Gelijk uwe ouders eenmaal in u geleefd hebbenzoo leefden mijne ouders in hunnen zoon. Ik was hun oudste, hel eerste proefstuk dei- ouderlijke opvoeding; want is het Aspiranten-examen maar eene zaak des vcrslands ter Akadcmie toegelaten komen ook de eigenschappen van het hart in aanmerking. Ik ging mijn jeugdiger broeders voor: wierd ik geplaatst, wal voor beeld voor de jongeren; hoe kon ik eenmaal, indien mijn vader vroegtijdig het huisgezin moest ontvallen, de steun en raadgever van moederbroeders en zusters worden I Wie kent al bet overleg, al de berekeningen, al de wen- sclien, al de verwachtingen, die in bet waarlijk niet baat zuchtig brein van eenen vader bun oorsprong hebbenof uil hel liefderijk hart der minnende ouders opwellen? Mijn harnas werd dan geacht in zoo verre gereed te zijn dat ik mij op niet al te geringen afstand aan het klein-ge- weervuur kon blootstellen van de ervaren schutters, die van minié-bukscn en best crepé voorzienongelooflijk ver en juist welen te treffen, en nu hunne jaarlijksche openbare kuras-proeven gingen houden. liet mijne werd in afwach ting van de beslissende twee dagen, nog ter dege nagezien; liet werd herhaaldelijk op de proef gesteld de zwakke plaatsen werden nog in haast versterkten daar een kuras niet alleen deugdelijk moet zijnmaar ook wat oog dient te hebben werden er met zorg alle oneffenheden uit geslepen, alle vlekjes en smetjes uitgewischt en uitgewreven. liet zag er waarlijk niet kwaad uit 1 Met een kloppend hart bragt mijn vader zelf mij naar het proefveld, en die ons beiden had gadegeslagen, zou,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1855 | | pagina 113