51
woning. Daar ging ik ze dan verlaten die verblijfplaats mijner
jeugd, die mij niet meer tot woonplaats zou zijn! Vijftien
jaren bad ik er in gesleten; boven lionderde onderen bad
ik hel onwaardeerbare voorregt gesmaaktin den schoot van
'l ouderlijk gezin het eersle tijdperk mijns levens door te
brengen en bad ik er mij omringd gezien van die teedcre
zorgen welke niet te vervangen zijn welke door de natuur
als eene behoefte voor den mensch zijn aangewezen en bij
uitstek heilzaam werken op het hartwaarvan anders de ver
edeling vaak wordt prijs gegeven aan de veredeling van het
verstand. Was dat oogenblik mij zoo plegtig als mijnen
ouders? Waren de tranen, die bij het afscheid in mijne
oogen opweldenmeer dan een weerklank van de droefheid
op bel gelaat mijner moeder Gevoelde ik wat bet zeggen
wildedat ouderlijk huis lot nu toe het mijnevoor altijd
als inwoner te verlaten? Sloeg mijn hart van dankbaarheid
voor alles wat ik in dat lievelingsoord genoten had O ware
dat bij mij omgegaan dan had ik balsem gestort op de wond
die mijner moeder bij mijn vertrek geslagen werddan ware
ik er mijnen ouders te dierbaarder om gewordenen dan
hadde ik hen een aandenken nagelalendal op de beste wijze
de ledige plaats kon aanvullendie na mijne heenreize ont
staan zou Doch ik zou mijn zwak verradenindien
ik dat beweren dorst. Veeleer klom het verlangen naar
't oogenblik der afreize in mijne borst. Eindelijk was het ge
komen. Ik moest mij ontrukken aan de liefkozingen mijner
moederbroeders en zustersvan al de mij dierbaren bij
mijn vertrek tegenwoordigik volgde mijnen vader wien
het week om het hart geworden wasen die zijne eigen aan
doeningen trachtte te onderdrukken om niet die van de om
standers noch van mij te vermeerderen. Ik sloeg nog één
blik naar die woning die ik in een geheel jaar niet weer
zou zien en las op het gelaat der achterblijvenden van
mijne moeder bovenal die onbeschrijfelijke uitdrukking van
teedere liefde waarvan ik van nu af de dagelijksche bewijzen
zou moeten missen.