42 een creatuur vrij, altijd aan het woord te willen zijn Zie hem zich opblazen omdat de stentorstem van zijn buurman de zijne een voet of wat onder den grond stoptO kwelling! En dan de overtuiging te hebbendat men welsprekend isdat men wijsheid en menschenkennis aan den dag legtmet aardig heden doorvlochtenGruwel der gruwelen, hoe komt men u te hoven! Hoe? Wél, dan doet ge als onze redenaar, die zich wendt tot zijn anderen buurman met een spie midden op het gezigl. Wat een rood uithangbord, als verklikker, hatelijk isDie goede dikneus is in eene stemming tus- schen slapen en waken. AI wat hij nog zien kan besteedt hij om zijn glas in 't oog te .houden, dat waarlijk eene wijn-bronwel schijnt te zijn want zoo menigmaal kan onze lobbes wat hij nog van zelfbewustheid overig heeftniet besteden om het vocht in zijne keel over te stortenof de kleur van het rouge-bord valt weêr in zijne glazige oogen. "ij vat er niets vanen vat nog minder van de welspre kende taal des redenaars, die, voldaan van bij iemand te kunnen uitpakken, staatkunde, godsdienst, uniform-veran dering, promotie huisselijk geluk den wijnoogstverhooging der traktementen, eene jaarlijksche inspectie, het Rotlcr- damsche muzijkfeest, de afschaffings-genootschappende Mi litaire Spectatorshet laatste Casinode plannen van Se- baslopol en Kroonstadalle mogelijke examens wild en woest dooreen haaltgelijk een opgewonden brein alleen dit doen kanen tevreden isvooreerst van aan het woord te blij ven en ten anderen van geen tegenspraak te ontmoeten maar altijd gelijk te hebben. Smaak nu het voorregt in zulk een gezelschap te regt te komendood nuchterenhet brein vol ernstdoor zekeren spoed gejaagd om de eene of andere zaak af te doenvoel daarbij de arglooze gedachte of wilt ge liever het zelf verwijtbij u opwekken, dat ge bij gunstige uitzondering ook ééns in zulk een slaat geweest zijt, en ik vraag u, of ge u dan niet in een valschen toestand bevindt. Erger nog. Ge hebt een vrienddie Redacteur van een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1855 | | pagina 128