4^ dat middel werkte steeds heilzaam wanneer ik in gezelschap naar stof lot discours zocht. Bragl het mij niet tot spre ken het deed mij ten minste niezenen dat verschoonde mij. Ja, maar die verschooning haat tegenover mijn vriend den Redacteur volstrekt niets. Indien ik eens ecne cigaar aanstak? 01' wacht neen, eene lange pijp. Dat zal helpen; al onze geleerden slurpen er al hun geniale denkbeelden uit. De pijp wordt aangestoken maar ofschoon zij nog in een maagdelijk wit pronkte, verdenk ik haar, reeds in handen van een onzer geleerden geweest te zijn alles is er uit geslurpt. Geen greintje van een ideetje. Een onderwerp Owat daar een moeite aan verbonden isom zoo iels te vindenDe ijverige pers maait u al 't gras vóór de voeten weg: lezers bier, lezers daar hebben in openbare vergade ringen de stof bijkans uitgeput; sinds de vier eeuwen, dat Laurens Koster en de Haarlemmerhout onafscheidelijk zijn is zoo ontzaggelijk veel aan de vergetelheid onttrokken gij vreest te regtdat men niets voor u heeft overgelaten, liet tegenwoordige, het verledene vooral, de toekomst zelfs is en wordt van alle kanten en uil alle oogpunten beschouwd in den vloed van maand-, week en dagbladen, zoodat ge op het punt slaat de pen wanhopig maar bedaard neer te leggen. Ter sneè komt eene beuzeling u uit den brand helpen. Gij slaat het oog op uw kanarievogeltjeen ziet uwe op merking bevestigddat het diertje eiken morgen in zijne kleine kooi eene militaire wandeling doet. Dat is u genoeg gij schakelt de eene gedachte aan de andere, en met bij zonder duidelijke letters schrijft gij op de eerste bladzijde van bet reeds lang gereed liggend riem papier Over DE VOORTREFFELIJKUEID VAN IN DEN VROEGEN MORGEN 01' MAUSCII TE GAAN MIJMERINGEN VAN EENEN LANG-SLAPER." Ziedaar uw onderwerp; nieuw is bet niet; gij zijt zelf de eerste dit te erkennen. Dat doet echter niets ter zake; gij hebt immers op den voorgrond gesteld, dat er niets nieuws te behandelen valt, en dit is ook minder, want ge kunt,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1855 | | pagina 130