immers oud-Kadel. Hij heeft den proeftijd doorstaan, dat zal hij den nieuweling wel eens vertellen. De ondervinding leert het, bij Kadetten en Studenten beide, dal juist de pas ont bolsterden het onaangenaamst zijn voor hunne jeugdigepas aangekomen broeders. De jonge lieden gevoelen wat zij zijn dal willen ze nu eens aan den dag leggen er is een zeer scherp toezigt noodig om hunne heerschzuchl onschadelijk te makenze hebben zoo lang gehoorzaamd nu zullen ze eens bevelen. Onnatuurlijk willen wij die liefhebberij niet noemen: dat ware eene dwaasheid. De kiem der heersch- zuclit is diep en vast in des jongclings hart beslotenbij den een meer dan bij den ander dat spreekt van zelf. Ge heel af te keuren is het ook niet dat de pas benoemde Kadel die aan zijne verkeerde voorstelling overgelaten zich zou kunnen gedragen alsof hij aan hel einde der loop baan wasen die meenen mogtdal Macedonië te klein voor hem is zachlkens wordt neergezet om uit zijnen droom te ontwaken. Niemand gaat dit zoo goed af, als zijnen kame raden. De regtschapen makker, hij die 'thart op de regte plaats heeftde aanslaande Officier niet in naam maar in der daad, kortom de degelijke Kadct, gelijk de Akademie er gelukkig zoo veel telt, deze zal er geen misbruik van maken. Een hem stilzwijgend toegekend gezag zal hij niet doen strek ken om zijn jongeren Akademie-broeder te verdrukkente tergen het jongelings-vuur voelt hij in zijn eigen boezem woelen zijn eigen fier hart waarschuwt hemdat de aan komende man geen bcleediging kroppen kan dat het onder drukken van den weèrlooze eene laagheid is, eene laagheid, die dengenen voor altijd brandmerkt welke er zich aan schuldig maakt. Hij heeft te veel goed begrepen eergevoel om zich aan de minachting zijner Officieren bloot te stellen en beseft dat hij die niet ontgaan kan indien hij in den baar den aanstaanden Officier voorbijziet. Hij bepaalt zich tot de kleine plagerijen in den kring van den Kadel ge legen en verbittert ze niet door smaadredenen. Zijn edel gemoed verwittigt hem geen zaad uit te strooijen dat welligt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1855 | | pagina 135